De 19e eeuw


Uit deze eeuw zijn er meer gegevens bekend over de molenaars en hun eigendom, zijnde molen, molenhuis en erf.

De eerste molenaar, van wie wij in het begin van deze eeuw de naam kennen is Izak Paasse met Jan Paasse als molenaarsknecht.
Wij zien dan als rijn opvolger Jan de Fouw, geboortig van Kruiningen, die in 1813 de molen overdeed aan Marinus de Jager, die de molen maar 2 jaar in zijn bezit heeft gehad.

Op 19 september 1815 verkocht hij de molen voor f 6000,- aan Aarnout Benjaminse Paauwe. Deze was getrouwd met Petronella Oostdijk, die in februari 1822 wedu­we werd.
Zij hertrouwde in juli 1823 met Leendert Paardekooper, die de molen ging bedienen en tezamen met zijn vrouw en haar kinderen uit het eerste huwelijk eigenaar was geworden van de molen en het daarbij gelegen molenhuis en erf.
Dit geheel werd op 30 september 1836 publiekelijk geveild na het overlijden van Petronella Oostdijk in april 1835, waarop de boedel moest worden verdeeld.

Jan Abrahamszoon Marijs uit Sint Laurens werd voor f 9000,- de nieuwe eigenaar van het geheel. In juni 1839 moest hij hypotheek nemen, die hem door zijn collega-molenaar Francois Jan van Schaverbeke te Goes werd gegeven.

Met de jaren bleek de molen van Marijs aanleiding, tot klachten te hebben gegeven bij wagenvoerders, omdat hun paarden schrokken van de draaiende wieken.
Het gemeentebestuur van 's-Heer Arendskerke gaf in 1844 dan ook het bevel, dat de molenaar verplicht was uit te kijken als zijn molen in bedrijf was. Hij moest dan zien of er niet paarden bespannen wagens aankwamen. In dat geval diende hij tijdig de wieken stil te zetten voor de angstige dieren. De molen stond namelijk aan een in die tijd ook zeer druk bereden verkeers­weg.
Ondanks dit bezwaar heeft Marijs tot 1846 de molen bediend. Hij verkocht de molen aan Reinier Johannes de Hond, die hem slechts 6 jaar in zijn bezit had.

In 1852 werd Marinus Verschiere de gelukkige eigenaar.

In 1854 was de molen opnieuw in de gemeenteraad van 's-Heer Arendskerke onderwerp van gesprek. De klachten waren blijkbaar weer terug gekomen.
De gemeenteraad wilde nu bepaald zien, dat aangegeven werd, waar het stopteken voor de voerlieden van de met paarden bespannen wagens moest worden gegeven.
Verschiere deed de molen over aan Dinqenis Dregge in 1857, die het na een jaar wel had gezien en de molen toen in 1858 verkocht aan Jan Pieterse Glerum, landbouwer te Schore. Glerum nam een molenaar in dienst, zoals blijkt uit advertenties in verschil­lende dagbladen.

In 1869 deed hij de molen over aan zijn zoon Hubregt Jansz. Glerum, die daadwerkelijk zich te 's-Heer Arendskerke vestigde als molenaar en herhaalde malen adverteerde voor een molenaarsknecht, bijvoorkeur van Christelijk Gereformeerde Godsdienst.

Hem trof het ongeluk dat de molen, in de nacht van zondag op maandag 25 maart 1872, in brand vloog.